Het inschakelen van een vertrouwenspersoon in de huisartsenzorg is een waardevolle mogelijkheid waarvan nog niet veel gebruik wordt gemaakt. In dit interview spreken we met Gerard Eliëns, om meer te leren over de rol die de vertrouwenspersoon kan spelen bij het ondersteunen van werkenden in de huisartsenzorg.

Gerard is een van de acht vertrouwenspersonen die je als medewerker in de huisartsenzorg kunt raadplegen. Wanneer doe je dat? Bijvoorbeeld als jij of je team onveiligheid ervaart in de omgang met agressieve patiënten, maar ook als er sprake is van pesten op de werkvloer of van discriminatie. Je kunt een vertrouwenspersoon ook inschakelen als je de indruk hebt dat iemand in de praktijk middelen gebruikt, of bijvoorbeeld op feestjes uit de school klapt over patiënten.

Kom je er alleen of met je collega’s niet uit, dan is het tijd om een vertrouwenspersoon in te schakelen. Dat gaat altijd via Gerard, de landelijke coördinator. ‘Vanuit de Stichting Sociaal Fonds Huisartsenzorg (SSFH) is ervoor gekozen om onze zorg laagdrempelig aan te bieden. Heb je een vraag of een probleem dat je wilt voorleggen, dan kun je mij mailen of bellen.’ 

Je kunt dit doen zonder je werkgever in te lichten. In een eerste gesprek kijkt Gerard met welke vertrouwenspersoon hij je het best in contact kan brengen, als die stap nodig is. Medewerkers in de huisartsenzorg kunnen aanspraak maken op maximaal vier uur ondersteuning, begeleiding of advies van een vertrouwenspersoon. Dat geldt voor alle werkenden, inclusief de artsen zelf. De kosten worden gedekt door de SSFH. ‘We doen dat allemaal anoniem,’ zegt Gerard er voor de zekerheid bij. Is er na die vier uur meer zorg nodig, dan krijgt de praktijk een offerte van het Gimd, de instelling voor maatschappelijke diensterlening waar Gerard en zijn collega’s werken. ‘Ook dan wordt je naam natuurlijk niet genoemd.’ 

Bij het eerste gesprek blijkt vaak dat mensen al van alles geprobeerd hebben om het probleem op te lossen. ‘Ze hebben er met collega’s over gesproken of het met hun leidinggevende aangekaart. Maar tegelijkertijd bestaat vaak de angst om de arbeidsrelatie te verstoren. Onze eerste taak is natuurlijk om de situatie goed in kaart te brengen. Wat speelt er precies? Ben jij de enige die dit probleem ervaart of is het de hele groep? Heb je het tussendoor bij de koffie ter sprake gebracht of ben je er serieus over in gesprek gegaan?’

Hoe die eerste vier uur worden ingevuld, is een kwestie van maatwerk. ‘Als het gaat om de omgang met agressieve patiënten, dan komen we vaak uit bij een cursus of een training. In andere gevallen helpen we je zoveel verder dat je het probleem zelf kunt oplossen, in gesprek met je werkgever of collega’s. Lukt dat niet, dan kan een vertrouwenspersoon bij dat gesprek aanwezig zijn. En spelen er heel andere problemen, dan kunnen we juristen, mediators of een psycholoog inschakelen.’ 

vertrouwenspersoon4

Het kan lastig zijn om de eerste stap te zetten, weet Gerard. Kun je na zo’n melding nog wel in die praktijk blijven werken? Hoe reageert je werkgever? Wat vinden je collega’s ervan? ‘Als mensen bij ons aankloppen, is de situatie vaak al behoorlijk geëscaleerd. Dat is jammer. Hoe eerder je komt, hoe groter de kans dat het probleem is op te lossen.’

Mary Vos, als expert sociale veiligheid aanwezig bij het gesprek, valt Gerard bij: ‘Problemen lossen zich niet vanzelf op. Is er iets niet in orde, voor jou of voor een collega, kaart het dan aan.’

Mary weet zich nog goed te herinneren dat ze een keer werd benaderd door een doktersassistent. ‘Haar huisarts maakte zich schuldig aan grensoverschrijdend gedrag. Hij kleineerde en intimideerde haar. Haar collega’s zagen wat er gebeurde maar durfden niet in te grijpen uit angst zelf slachtoffer te worden.’ Toen Mary de situatie helder had, ging ze met de huisarts in gesprek. ‘Hij vertelde dat hij onder druk stond en niet goed genoeg in de gaten had gehad wat er mis ging. Alles bij elkaar was hij blij dat deze assistent het probleem had aangekaart. Ze werkt er nog altijd. 

‘Er zijn uiteindelijk maar weinig mensen die bewust de intentie hebben om anderen iets aan te doen,’ stelt Mary. ‘De werkdruk in veel praktijken zorgt er soms voor dat ze geïrriteerd raken en sociaal onwenselijk gedrag gaan vertonen. Dan is het aan de vertrouwenspersoon om mogelijkheden aan te reiken om tot een oplossing te komen.’ Gerard vult haar aan. ‘Vertrouwenspersonen zijn geen rechters die beslissen wie er goed of fout zit. We kijken welke routes er zijn om iedereen weer bij elkaar te brengen.’

Bron: De Doktersassistent 06/21

Blijf op de hoogte.
Abonneer nu op onze nieuwsbrief.